1. SINFONIA | |
2. KOOR Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen, Angst und Not Sind der Christen Tränenbrot, Die das Zeichen Jesu tragen. |
Wenen, klagen, bezorgd zijn, vrezen, angst en nood zijn het tranenbrood van de christenen die het teken van Jezus dragen. |
3. RECITATIEF (A) "Wir müssen durch viel Trübsal in das Reich Gottes eingehen." |
'Wij moeten door veel beproevingen het koninkrijk van God binnengaan.' |
4. ARIA (A) Kreuz und Krone sind verbunden, Kampf und Kleinod sind vereint. Christen haben alle Stunden Ihre Qual und ihren Feind, Doch ihr Trost sind Christi Wunden. |
Kruis en kroon zijn verbonden, strijd en kleinood zijn verenigd. Christenen hebben ieder uur hun pijn en hun vijand, maar de wonden van Christus zijn hun troost. |
5. ARIA (B) Ich folge Christo nach, Von ihm will ich nicht lassen Im Wohl und Ungemach, Im Leben und Erblassen. Ich küsse Christi Schmach, Ich will sein Kreuz umfassen. Ich folge Christo nach, Von ihm will ich nicht lassen. |
Ik volg Christus na, ik wil hem niet loslaten in voor- en tegenspoed, in leven en in sterven. Ik kus de smaad van Christus, ik wil zijn kruis omarmen. Ik volg Christus na, ik wil hem niet loslaten. |
6. ARIA (T) Sei getreu, alle Pein Wird doch nur ein Kleines sein. Nach dem Regen Blüht der Segen, Alles Wetter geht vorbei, Sei getreu, sei getreu! |
Wees getrouw, alle pijn zal toch slechts gering zijn. Na de regen bloeit de zegen, elk onweer gaat voorbij, wees getrouw, wees getrouw. |
7. KORAAL Was Gott tut, das ist wohlgetan, Dabei will ich verbleiben, Es mag mich auf die rauhe Bahn Not, Tod und Elend treiben, So wird Gott mich Ganz väterlich In seinen Armen halten: Drum laß' ich ihn nur walten. |
Wat God doet, dat is welgedaan, daar wil ik mij aan houden, al word ik op het ruwe pad al jagen nood, dood en ellende mij ruwe wegen op, God zal mij heel vaderlijk in zijn armen houden: Daarom laat ik hem maar besturen. |
(Nederlandse vertaling: Ria van Hengel |