1.
KOOR »Man singet mit Freuden vom Sieg in den Hütten der Gerechten: Die Rechte des Herrn behält den Sieg, die Rechte des Herrn ist erhöhet, die Rechte des Herrn behält den Sieg.« |
"Men zingt met vreugde over de overwinning in de tenten van de rechtvaardigen. De rechterhand van de Heer zegeviert De rechterhand van de Heer is verhoogd, de rechterhand van de Heer zegeviert." |
2. ARIA (B) Kraft und Stärke sei gesungen Gott, dem Lamme, das bezwungen und den Satanas verjagt, der uns Tag und Nacht verklagt. Ehr und Sieg ist auf die Frommen durch des Lammes Blut gekommen. |
Kracht en sterkte moet gezongen worden tot God, het Lam dat de Satan heeft bedwongen en verjaagd, de Satan die ons dag en nacht aanklaagt. Eer en overwinning hebben de vromen ontvangen door het bloed van het Lam. |
3. RECITATIEF (A) Ich fürchte mich vor tausend Feinden nicht, denn Gottes Engel lagern sich um meine Seiten her; wenn alles fällt, wenn alles bricht, so bin ich doch in Ruhe. Wie wär es möglich zu verzagen? Gott schickt mir ferner Roß und Wagen und ganze Herden Engel zu. |
Ik vrees nog geen duizend vijanden, want Gods engelen zijn om mij heen gelegerd; als alles valt, als alles breekt, ben ik toch rustig. Hoe zou ik de moed kunnen verliezen? God stuurt ook nog paard en wagen en hele scharen engelen naar me toe. |
4. ARIA (S) Gottes Engel weichen nie, sie sind bei mir allerenden. Wenn ich schlafe, wachen sie, wenn ich gehe, wenn ich stehe, tragen sie mich auf den Händen. |
Gods engelen verlaten mij nooit, zij zijn overal bij mij. Als ik slaap, waken zij, als ik ga, als ik sta, dragen ze mij op hun handen. |
5. RECITATIEF (T) Ich danke dir, mein lieber Gott, dafür; dabei verleihe mir, daß ich mein sündlich Tun bereue, daß sich mein Engel drüber freue, damit er mich an meinem Sterbetage in deinen Schoß zum Himmel trage. |
Ik dank u daarvoor, lieve God; geef daarbij dat ik berouw heb van mijn zondig handelen, dat mijn engel zich daarover verheugt, zodat hij mij op mijn sterfdag naar de hemel draagt, naar uw schoot. |
6.
ARIA / DUET (A,T) Seid wachsam, ihr heiligen Wächter, die Nacht ist schier dahin. Ich sehne mich und ruhe nicht, bis ich vor dem Angesicht meines lieben Vaters bin. |
Wees waakzaam, heilige wachters, de nacht is bijna voorbij. Ik verlang en zal niet rusten voordat ik voor het aangezicht van mijn geliefde vader sta. |
7. KORAAL Ach Herr, laß dein lieb Engelein am letzten End die Seele mein in Abrahams Schoß tragen, den Leib in seim Schlafkämmerlein gar sanft ohn einge Qual und Pein ruhn bis am jüngsten Tage! Alsdenn vom Tod erwecke mich, daß meine Augen sehen dich in aller Freud, o Gottes Sohn, mein Heiland und Genadenthron! Herr Jesu Christ, erhöre mich, erhöre mich, ich will dich preisen ewiglich! |
Ach Heer, laat uw lieve engeltjes aan het eind van mijn leven mijn ziel naar Abrahams schoot toe dragen. Laat mijn lichaam in zijn slaapkamertje zacht en zonder enige kwelling en pijn rusten tot de Jongste Dag! Wek mij dán op uit de dood, opdat mijn ogen u zien, in alle vreugde, o Zoon van God, mijn Heiland en genadetroon! Heer Jezus Christus, verhoor mij, verhoor mij, ik zal u eeuwig prijzen. |
(Nederlandse vertaling: Ria van Hengel |