CANTATE Barmherziges Herze der ewigen Liebe (BWV 185)

1. ARIA / /DUET & KORAAL (S, T)
Barmherziges Herze der ewigen Liebe,
Errege, bewege mein Herze durch dich;
Damit ich Erbarmen und Gütigkeit übe,
O Flamme der Liebe, zerschmelze du mich!


Barmhartig hart van eeuwige liefde,
wek mijn hart op, laat het door u ontroeren;
opdat ik ontferming en goedheid beoefen,
o, vlam van liefde, doe mij wegsmelten!

2. RECITATIEF (A)
Ihr Herzen, die ihr euch
In Stein und Fels verkehret,
Zerfließt und werdet weich;
Erwägt, was euch der Heiland lehret,
Übt, übt Barmherzigkeit
Und sucht noch auf der Erden
Dem Vater gleich zu werden!
Ach! greifet nicht durch das verbotne Richten
Dem Allerhöchsten ins Gericht,
Sonst wird sein Eifer euch zernichten.

Vergebt, so wird euch auch vergeben;
Gebt, gebt in diesem Leben!
Macht euch ein Kapital,
Das dort einmal
Gott wiederzahlt mit reichen Interessen;
Denn wie ihr meßt, wird man euch wieder messen.


O harten, die veranderd zijn
in steen en rots,
vervloei en word zacht;
bedenk wat de Heiland je leert,
beoefen, beoefen barmhartigheid
en probeer nog op aarde
aan de Vader gelijk te worden.
Ach, betwist het oordeel van de Allerhoogste niet
door verboden oordelen uit te spreken,
anders zal zijn naijver je vernietigen.

Vergeef, dan ontvang je ook vergeving;
geef, geef in dit leven;
vergaar een kapitaal
dat God daarginds eens
met hoge rente zal terugbetalen;
want zoals je zelf meet, zul je ook gemeten worden.

3. ARIA (A)
Sei bemüht in dieser Zeit,
Seele, reichlich auszustreuen,
Soll die Ernte dich erfreuen
In der reichen Ewigkeit,
Wo, wer Gutes ausgesäet,
Fröhlich nach den Garben gehet.


Streef er in deze tijd naar,
o ziel, om royaal uit te strooien,
dan zal de oogst je verheugen
in de rijke eeuwigheid,
waar degene die iets goeds heeft gezaaid
vrolijk de schoven kan gaan bekijken.

4. RECITATIEF (B)
Die Eigenliebe schmeichelt sich!
Bestrebe dich,
Erst deinen Balken auszuziehen,
Dann magst du dich um Splitter auch bemühen,
Die in des Nächsten Augen sein!
Ist gleich dein Nächster nicht vollkommen rein,
So wisse, daß auch du kein Engel,
Verbeßre deine Mängel!
Wie kann ein Blinder mit dem andern
Doch recht und richtig wandern?
Wie, fallen sie zu ihrem Leide
Nicht in die Gruben alle beide?


Eigenliefde streelt.
Probeer eerst
de balk uit je eigen oog te verwijderen,
misschien kun je je dan ook bezighouden
met splinters in de ogen van je naaste.
Al is je naaste niet volkomen onberispelijk,
weet dat ook jij geen engel bent,
verbeter je gebreken!
Hoe kan de ene blinde met de andere
toch de juiste weg vinden?
Zullen ze niet tot hun verdriet
allebei in de kuilen vallen?

5. ARIA (B)
Das ist der Christen Kunst:
Nur Gott und sich erkennen,
Von wahrer Liebe brennen,
Nicht unzulässig richten,
Noch fremdes Tun vernichten,
Des Nächsten nicht vergessen,
Mit reichem Maße messen:
Das macht bei Gott und Menschen Gunst,
Das ist der Christen Kunst.


Dit is de kunst van christenen:
dat ze alleen God en zichzelf kennen,
dat ze branden van ware liefde,
niet ongeoorloofd oordelen,
of het gedrag van anderen de grond in boren,
dat ze niet vergeten
de naaste ruim te meten
dat wekt de gunst van God en mensen,
dat is de kunst van christenen.

6. KORAAL
Ich ruf zu dir, Herr Jesu Christ,
Ich bitt, erhör mein Klagen,
Verleih mir Gnad zu dieser Frist,
Laß mich doch nicht verzagen;
Den rechten Weg, o Herr, ich mein,
Den wollest du mir geben,
Dir zu leben,
Mein'm Nächsten nütz zu sein,
Dein Wort zu halten eben.


Ik roep tot u, Heer Jezus Christus,
Ik smeek u, hoor mijn geklaag,
verleen mij genade op dit moment,
laat mij de moed toch niet verliezen;
de juiste weg, o Heer,
die wilt u mij tonen:
voor u leven,
mijn naaste van dienst zijn,
en uw woord houden.

(Nederlandse vertaling: Ria van Hengel