1. SINFONIA | |
2. (Vs 1):
KOOR Christ lag in Todes Banden Für unsre Sünd gegeben, Er ist wieder erstanden Und hat uns bracht das Leben; Des wir sollen fröhlich sein, Gott loben und ihm dankbar sein Und singen Halleluja! Halleluja! |
Christus lag gevangen in de dood, overgeleverd voor onze zonden. Hij is weer opgestaan en heeft ons het leven gebracht. Daarom moeten wij vrolijk zijn, God prijzen en hem dankbaar zijn en zingen Halleluja! Halleluja! |
3. (Vs 2):
DUET (S,A) Den Tod niemand zwingen kunnt Bei allen Menschenkindern Das macht alles unsre Sünd, Kein Unschuld war zu finden. Davon kam der Tod so bald Und nahm über uns Gewalt, Hielt uns in seinem Reich gefangen. Halleluja! |
Niemand kon de dood bedwingen, bij geen enkel mensenkind. Dat is allemaal de schuld van onze zonden, geen onschuld was er te vinden. Daardoor kwam de dood zo snel en legde hij ons zijn heerschappij op, hield ons in zijn rijk gevangen. Halleluja! |
4. (Vs 3):
ARIA (T) Jesus Christus, Gottes Sohn, An unser Statt ist kommen Und hat die Sünde weggetan, Damit dem Tod genommen All sein Recht und sein Gewalt, Da bleibet nichts denn Tods Gestalt, Den Stachl hat er verloren. Halleluja! |
Jezus Christus, zoon van God, is naar ons toe gekomen en heeft de zonde weggedaan en daarmee de dood beroofd van al zijn rechten en al zijn macht. Alleen zijn gedaante blijft over, zijn angel is hij kwijt. Halleluja! |
5. (Vs 4): KOOR Es war ein wunderlicher Krieg, Da Tod und Leben rungen, Das Leben behielt den Sieg, Es hat den Tod verschlungen. Die Schrift hat verkündigt das, Wie ein Tod den andern fraß, Ein Spott aus dem Tod ist worden. Halleluja! |
Het was een wonderlijke strijd die dood en leven met elkaar voerden. Het leven overwon, het verslond de dood. De Schrift heeft verkondigd hoe de ene dood de andere opvrat, de dood is een voorwerp van spot geworden. Halleluja! |
6. (Vs 5):
ARIA (B) Hier ist das rechte Osterlamm, Davon Gott hat geboten, Das ist hoch an des Kreuzes Stamm In heißer Lieb gebraten, Das Blut zeichnet unser Tür, Das hält der Glaub dem Tode für, Der Würger kann uns nicht mehr schaden. Halleluja! |
Hier is het ware paaslam, dat door God gezonden is, dat lam is hoog aan de stam van het kruis in vurige liefde gebraden. Het bloed markeert onze deur, het geloof wijst de dood daarop, Magere Hein kan ons geen kwaad meer doen. Halleluja! |
7. (Vs 6):
DUET (S, T) So feiern wir das hohe Fest Mit Herzensfreud und Wonne, Das uns der Herr erscheinen läßt, Er ist selber die Sonne, Der durch seiner Gnaden Glanz Erleuchtet unsre Herzen ganz, Der Sünden Nacht ist verschwunden. Halleluja! |
Zo vieren wij het grote feest met vreugde in ons hart en met grote blijdschap, het feest dat de Heer voor ons aanricht. Hij is zelf de zon die door de glans van zijn genade onze harten volkomen verlicht, de zondennacht is verdwenen. Halleluja! |
8. (Vs 7):
KORAAL Wir essen und leben wohl In rechten Osterfladen, Der alte Sauerteig nicht soll Sein bei dem Wort der Gnaden, Christus will die Koste sein Und speisen die Seel allein, Der Glaub will keins andern leben. Halleluja! |
Wij eten en doen ons tegoed aan echte paasbroden, de oude zuurdesem hoort niet bij het genadewoord, Christus wil het voedsel zijn en als enige de ziel voeden, het geloof wil van niets anders leven. Halleluja! |
(Nederlandse vertaling: Ria van Hengel |