1 Koor | |
“Ich elender Mensch, wer wird mich erlösen vom Leibe dieses Todes? |
"Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van dit lichaam van de dood?" |
2 Recitatief (alt) |
|
O Schmerz, o Elend, so mich
trifft, indem der Sünden Gift bei mir in Brust und Adern wütet: Die Welt wird mir ein Siech- und Sterbehaus, der Leib muß seine Plagen bis zu dem Grabe mit sich tragen. Allein die Seele fühlet den stärksten Gift, damit sie angestecket; drum, wenn der Schmerz den Leib des Todes trifft, wenn ihr der Kreuzkelch bitter schmecket, so treibt er ihr ein brünstig Seufzen aus. |
O smart en ellende, waardoor
ik word getroffen, doordat het gif van de zonde in mijn borst en aderen woedt: De wereld wordt voor mij een plek van ziekte en dood, mijn lichaam moet zijn kwellingen tot aan het graf met zich meedragen. Maar mijn ziel voelt het gif waarmee ze is besmet het sterkst; daarom, wanneer de pijn het sterfelijke lichaam treft, wanneer de beker van het kruis mijn ziel bitter smaakt, dan ontlokt dit lijden haar een vurig zuchten. |
3 Koraal |
|
Solls ja so sein, daß
Straf und Pein auf Sünde folgen müssen, so fahr hie fort und schone dort und laß mich hie wohl büßen. |
Wanneer het zo moet zijn, dat
straf en pijn op de zonde moeten volgen, ga dan hier vandaan en ontzie mij daarginds en laat mij hier boeten |
4 Aria (alt) |
|
Ach lege das Sodom der
sündlichen Glieder, wofern es dein Wille, zerstöret darnieder! Nur schone der Seele und mache sie rein, um vor dir ein heiliges Zion zu sein. |
Ach, laat het Sodom van mijn
zondig lichaam, als dat Uw wil is, in puin terneerliggen! Ontzie alleen mijn ziel en maak haar rein, om voor U een heilig Sion te zijn |
5 Recitatief (tenor) |
|
Hier aber tut des Heilands
Hand auch unter denen Toten Wunder. Scheint deine Seele gleich erstorben, der Leib geschwächt und ganz verdorben, doch wird uns Jesu Kraft bekannt. Er weiß im geistlich Schwachen den Leib gesund, die Seele stark zu machen. |
Hier echter doet de hand van
de Heiland ook aan de doden wonderen: Al lijkt je ziel gestorven, je lichaam verzwakt en geheel te gronde gegaan, toch leren wij Jezus´ kracht kennen. Hij weet bij de geestelijk zwakke mens het lichaam gezond en de ziel sterk te maken. |
6 Aria (tenor) |
|
Vergibt mir Jesus meine
Sünden, so wird mir Leib und Seel gesund. Er kann die Toten lebend machen und zeigt sich kräftig in den Schwachen; er hält den längst geschloßnen Bund, daß wir im Glauben Hilfe finden. |
Wanneer Jezus mijn zonden
vergeeft, dan worden mijn lichaam en mijn ziel gezond. Hij kan de doden tot leven wekken en toont Zijn kracht in de zwakke mensen; Hij houdt vast aan het sedert lang gesloten verbond, zodat wij in het geloof hulp vinden |
7 Koraal |
|
Herr Jesu Christ, einiger
Trost, zu dir will ich mich wenden; mein Herzleid ist dir wohl bewußt, du kannst und wirst es enden. In deinen Willen seis gestellt, machs, lieber Gott, wie dirs gefällt: Dein bin und will ich bleiben. |
Heer Jezus Christus, mijn
enige troost, tot U wil ik mij wenden; mijn diepe smart is U bekend, U kunt en wilt daaraan een einde aan maken. Ik laat het over aan Uw wil, doe, lieve God, zoals het U belieft: ik ben van U en wil dat blijven. |
(Nederlandse vertaling: Henk Pijlman) |