10. (1)
SINFONIA |
|
11. (2)
RECITATIEF (Evangelist) »Und es waren Hirten in derselben Gegend auf dem Felde bei den Hürden, die hüteten des Nachts ihre Herde. Und siehe, des Herren Engel trat zu ihnen, und die Klarheit des Herren leuchtet um sie, und sie furchten sich sehr.« |
En er waren herders in die streek in het veld bij de omheide weiden, die waakten in de nacht over hun kudde. En zie, de engel van de Heer kwam naar hen toe, en het licht van de Heer omstraalde hen, en zij vreesden zeer. |
12. (3)
KORAAL Brich an, o schönes Morgenlicht, und laß den Himmel tagen! Du Hirtenvolk, erschrecke nicht, weil dir die Engel sagen, daß dieses schwache Knäbelein soll unser Trost und Freude sein, dazu den Satan zwingen und letztlich Friede bringen! |
Breek aan, o prachtig ochtendlicht en laat de hemel licht worden! O herdersvolk, schrik niet, want de engelen vertellen je dat dit zwakke knaapje onze troost en onze vreugde zal zijn, dat hij bovendien de satan zal bedwingen en ten slotte vrede zal brengen! |
13. (4)
RECITATIEF (Evangelist, S) »Und der Engel sprach zu ihnen: (Engel, S) Fürchtet euch nicht, siehe, ich verkündige euch große Freude, die allem Volke widerfahren wird. Denn euch ist heute der Heiland geboren, welcher ist Christus, der Herr, in der Stadt David.« |
En de engel sprak tot hen: Vrees niet, zie, ik verkondig u een grote vreugde, die het hele volk ten deel zal vallen. Want voor jullie is heden de Heiland geboren, die Christus de Heer is, in de stad van David. |
14. (5)
RECITATIEF (B) Was Gott dem Abraham verheißen, das läßt er nun dem Hirtenchor erfüllt erweisen. Ein Hirt hat alles das zuvor von Gott erfahren müssen. Und nun muß auch ein Hirt die Tat, was er damals versprochen hat, zuerst erfüllet wissen. |
Van dat wat God aan Abraham had beloofd toont hij nu de vervulling aan het herderskoor. Een herder heeft dat alles destijds van God moeten horen, en nu moet ook een herder dat wat hij toen heeft beloofd als eerste vervuld zien. |
15. (6) ARIA
(T) Frohe Hirten, eilt, ach eilet, eh ihr euch zu lang verweilet, eilt, das holde Kind zu sehn! Geht, die Freude heißt zu schön, sucht die Anmut zu gewinnen, geht und labet Herz und Sinnen! |
Verheugde herders, haast je, ach, haast je, voordat jullie te lang talmen, haast je om naar het lieflijke kind te gaan kijken. Ga, de vreugde is te mooi, probeer de lieflijkheid te verkrijgen, ga en laaf hart en zinnen! |
16. (7)
RECITATIEF (Evangelist) »Und das habt zum Zeichen: Ihr werdet finden das Kind in Windeln gewickelt und in einer Krippe liegen.« |
En laat dit het teken zijn: jullie zullen het kind vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe. |
17. (8)
KORAAL Schaut hin, dort liegt im finstern Stall, des Herrschaft gehet überall! Da Speise vormals sucht ein Rind, da ruhet itzt der Jungfrau’n Kind. |
Kijk toch, daar ligt in de duistere stal hij die over alles heerst! Waar eens een rund zijn voedsel zocht, daar rust nu het kind van de maagd. |
18. (9)
RECITATIEF (B) So geht denn hin, ihr Hirten, geht, daß ihr das Wunder seht: Und findet ihr des Höchsten Sohn in einer harten Krippe liegen, so singet ihm bei seiner Wiegen aus einem süßen Ton und mit gesamtem Chor dies Lied zur Ruhe vor! |
Ga dan, herders, ga, zodat jullie het wonder zien. En als jullie de zoon van de Allerhoogste vinden, liggend in een harde kribbe, zing dan voor hem bij zijn wieg op zoete toon en met het hele koor dit slaapliedje! |
19. (10)
ARIA (A) Schlafe, mein Liebster, genieße der Ruh, wache nach diesem vor aller Gedeihen! Labe die Brust, empfinde die Lust, wo wir unser Herz erfreuen! |
Slaap, mijn liefste, geniet van je rust en ontwaak daarna voor het welzijn van allen! Verkwik je ziel, ervaar het genot dat ons hart verblijdt! |
20. (11)
RECITATIEF (Evangelist) »Und alsobald war da bei dem Engel die Menge der himmlischen Heerscharen, die lobten Gott und sprachen:« |
En plotseling was er bij de engel een groot hemels leger, dat God loofde en sprak: |
21. (12)
KOOR »Ehre sei Gott in der Höhe und Friede auf Erden und den Menschen ein Wohlgefallen.« |
Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde en in de mensen een welbehagen. |
22. (13)
RECITATIEF (B) So recht, ihr Engel, jauchzt und singet, daß es uns heut so schön gelinget! Auf denn! wir stimmen mit euch ein, uns kann es so wie euch erfreun. |
Goed dan, engelen, juich en zing, omdat ons heden zoiets goeds overkomt! Komaan, wij zingen met u mee, wij zijn even blij als u. |
23. (14)
KORAAL Wir singen dir in deinem Heer aus aller Kraft Lob, Preis und Ehr, daß du, o lang gewünschter Gast, dich nunmehr eingestellet hast. |
Wij zingen voor u in uw leger uit alle macht uw lof, prijs en eer, omdat u, o gast naar wie wij zo hebben verlangd, nu gekomen bent. |
(Nederlandse vertaling: Ria van Hengel |