Domus Aeterna: de natuur als uitgewoond huis


een tekst waarmee ik als milieufilosoof bijdroeg aan een Nederlands-Italiaans project van kunstenaars en kunsthistorici, bijeengebracht door de Nederlandse beeldend kunstenaar Krien Clevis (Steyl) en het Nederlands Instituut te Rome. Het projekt nodigde de deelnemers uit te reflecteren over de Domus-Aeternagedachte, gematerialiseerd in onderaardse grafkamers van Romeinen en Etrusken maar ook in de sarcofaag van Simpelveld, dat doden een welingericht huis verdienen, voorzien van voldoende levensbenodigdheden. Het projekt vond plaats in het Heilig Jaar 2000, te Steyl en Rome; de resultaten werden gepubliceerd in een mooi verzorgde tweetalige uitgave Domus Aeterna bij Damon, te Tilburg. Mijn bijdrage verscheen daarin tevens onder de titel La Natura come casa mandata in rovina.
Zelfs in het milieudebat kun je tegenwoordig de Domus-Aeternagedachte tegenkomen. Althans: centrale begrippen daaruit - huis, dood en leven, eeuwigheid en tijdelijkheid, materiële zorg en geestelijk voortbestaan - fungeren daar in een nieuw, hedendaags en niet-religieus verband. Je zou mijn bijdrage kunnen beschouwen als een reconstructie van de Domus-Aeternagedachte voor de seculiere, mondige burger van de 21ste eeuw: we demonteren het concept, revideren de onderdelen naar modern inzicht en zetten de boel weer in elkaar.

huis

We beginnen met het begrip Domus, huis. In het Griekse equivalent van Domus Aeterna, aionios oikèsis wijst het woord 'oikos' ons de weg naar de daarvan afgeleide begrippen ecologie en economie, de feindliche Brüder van het milieu-vraagstuk. Die twee disciplines houden zich bezig met het 'huis' van de mensen, vanuit twee complementaire perspektieven: de eeuwige, mensonafhankelijke natuurlijke orde (logos) en de mensafhankelijke, sociaal-geconstrueerde wetmatigheden (nomos) van het menselijk handelen ('huishouden') dat terwille van de eigen materiële behoeftenbevrediging is geörienteerd aan een efficiënte omgang met schaarse middelen. Het milieudebat stelt eigenlijk de vraag welk van beide disciplines ons het best adviseert inzake de grenzen en mogelijkheden van het menselijk handelen.

Aanvankelijk beschouwden wij de milieukwestie als een zaak betreffende de kwaliteit van onze eigen leefomgeving. Het zou erom gaan het eigen huis op orde te houden: accepteren wij stank en vervuild zwemwater, gezondheidsbedreigingen ten gevolge van industriële vervuiling, het verlies aan vogels, bloemen en natuurlijke landschappen en wordt de toekomst van onze zeevisserij niet bedreigd wanneer wij vrijwel totale walvis- en kabeljauwpopulaties wegvangen? De eerste generatie oplossingen produceerde de tweede generatie problemen: grensoverschrijdende milieubelasting. Hogere schoorstenen verminderen de SO2-belasting op eigen bossen en wateren maar verplaatsen die naar de Zweedse meren en bossen, Spaanse vissers wijken uit naar Canadese visgronden en voor bij ons verboden vergiften en onaanvaardbare produktierisico's bleken in Derde Wereldlanden willige markten te vinden. De aarde blijkt één ondeelbaar huis te zijn, de ruimtelijke dimensie eindigt niet bij onze grenzen.

toekomst

Pas sinds een jaar of tien, vijftien verschijnt het temporele aspekt in beeld: milieuproblemen blijken ook 'oplosbaar' door ze naar de toekomst af te wentelen. Veel kan gezuiverd worden met behulp van fossiele energie (olie, gas, kolen) ten koste van voorraden waar ook toekomstige generaties van hadden kunnen profiteren; kernenergie beloofde een onuitputtelijke energiebron die echter toekomstige generaties opzadelde met duizenden jaren zorg voor ons nucleair afval. Van langzaam groeiende populaties zoals walvissen en hardhoutopstanden leert zelfs de economie dat het efficiënter kan zijn de hele populatie ineens te oogsten en de opbrengst op de bank te zetten. En in de Derde Wereld vervangen arme boeren op grote schaal tropisch regenwoud door grasland voor het rundvee dat de Amerikaanse biefstukken produceert: de 'Hamburger connection'. De ecologie leert echter dat van zulke 'vernieuwbare hulpbronnen' in principe eeuwenlang, om niet te zeggen 'eeuwig' geoogst kan worden zolang de onttrekkingen en de belastingen met afvalstoffen het natuurlijk herstelvermogen niet overschrijden.

eeuwigheid

De aarde blijkt dus niet alleen het huis dat we met alle thans levenden moeten delen, zij is ook het eeuwig tehuis van de mensheid dat alle generaties, voorgaande, huidige en verre toekomstige met elkaar moeten delen. Het begrip 'eeuwig' verdient hier nog enige precisering. In de ecologie en zeker in de evolutietheorie is niets eeuwig en alles in verandering. Het ecosysteem is echter een verzameling dynamische evenwichten, vol met tegenkoppelingen die er voor zorgen dat vele waarden en constanten over lange termijn ongeveer stabiel blijven. Soorten (planten, dieren, mensen) bestaan gemiddeld ongeveer een millioen jaar; evolutionair gezien 'slechts' een millioen jaar maar vanuit menselijk, cultuur-historisch en handelingsperspektief mogen we dat gerust 'eeuwig' noemen.

Het is dit lange-termijnperspektief van het milieuprobleem dat sinds een jaar of tien op politieke en maatschappelijke agenda's figureert onder de naam 'duurzaamheid', vooral sinds de veelgeroemde en -geciteerde VN-Commissie Brundtland in 1987 'Duurzame Ontwikkeling' omschreef als een ontwikkeling die 'voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen ook in hun behoeften te voorzien." Sedertdien paraderen toekomstige generaties, hoe virtueel ook hun bestaan, als belanghebbenden van vlees en bloed in tal van plannen en nota's. De natuur blijkt het Domus Aeterna voor de mensheid.

dood

Het milieudebat heeft nu dus ook de 'dood', begrepen als de mogelijkheid van uitsterven van de menselijke soort pregnant op de agenda getild. Eerst confronteerde de, thans misschien wat geweken dreiging van een nucleaire holocaust ons met de mogelijkheid dat de mensheid verantwoordelijk zou kunnen worden voor haar eigen uitsterven. Nu bedreigt de uitputting van fossiele grondstoffen, de vermindering van de biodiversiteit, de overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, de vernietiging van zelfreinigende natuurlijke kringlopen, de vergiftiging van bodem en water, het onbedoeld kweken van resistente bacteriestammen en de afbraak van de levensbeschermende ozonlaag de menselijke levensvoorwaarden binnen enkele generaties. Anderzijds zouden natuurlijke oorzaken van een vroegtijdig einde van de menselijke beschaving, zoals een aanstormende planetoïde technologisch kunnen worden afgewend met behulp van early-warning systemen. Uitsterven en overleven van homo sapiens zijn binnen het menselijk handelingsbereik getrokken en tot voorwerp van moreel beraad en politieke aktie geworden.

leeftocht

Hoewel je - terecht - teleurgesteld kunt zijn in de doeltreffendheid van de politieke maatregelen totnutoe: het is niettemin winst dat met het begrip 'duurzaamheid' de zorg voor het leven na onze dood, voor de materiële levensvoorwaarden van toekomstige generaties een vast en gezaghebbend onderdeel is geworden van het milieu-politieke discours. Deze seculiere DA-gedachte vergt een nieuwe bezinning op de plaats van de mensheid op aarde. De thans levende generatie heeft die niet geërfd van haar voorgangers want mag er geen bezitsrecht over uitoefenen; evenmin hebben we de aarde, zoals een sympathieke metafoor wil, 'te leen van onze kinderen' want ook hen komt zo'n bezitsrecht niet toe. We hebben op de aarde slechts een gebruiksrecht en moeten ons huis dus bestieren als een goed huurder: we mogen het naar eigen goeddunken bewoonbaar maken en dus veranderen en aanpassen aan onze eigen smaak en behoeften, maar dienen de aarde met dezelfde gebruiksmogelijkheden aan navolgende generaties door te geven. Er is immers leven na dit leven: individuele mensen zijn sterfelijk, zelfs hun collectieven, culturen en generaties zijn van voorbijgaande aard maar de mensheid heeft - pragmatisch bezien - eeuwig leven. Bij gebreke van deze bezinning valt te vrezen dat de huidige generatie door haar sterk gegroeide omvang en haar enorm technologisch vernietigend vermogen nog voorbij haar dood zal heersen over haar nageslacht.

eeuwig leven

Voorshands echter behoeven wij een antwoord op de preliminaire vraag: waarom zouden wij iets van waarde willen nalaten voor en ons inspanningen getroosten ten behoeve van toekomstige generaties 'die nooit wat voor ons gedaan hebben' en dat ook nooit zullen kunnen doen omdat wij met hen in een niet-wederkerige relatie staan. Waarom zouden wij het voortbestaan van de mensheid moeten willen? Waarom homo sapiens niet beschouwd als een groepje potverterende feestgangers dat kortstondig maar uitbundig geniet van de gedurende millioenen jaren van zinloze evolutie opgetaste heerlijkheden en het veld ruimt als de laatste restjes zijn verzwolgen? Ook hier kan de oorspronkelijke DA-idee onze seculiere fantasie leiden. Wij geloven weliswaar niet meer in een wederopstanding van de menselijke lichamen of een voortbestaan van de huidige menselijke individuen na hun dood maar als je diep in ons hart kijkt, of beter: wanneer je de zingevende ideeën van belangrijke sociale instituties als kunsten, wetenschappen, filosofie en moraal onderzoekt blijken deze menselijke aktiviteiten zichzelf te begrijpen als individuen en generaties overstijgende projekten. Hun bestaan is geen weerspiegeling van de tijd- en cultuurgebonden behoeften van de personen en groepen welke die aktiviteiten dragen, maar een voortzetting van tradities die in een ver verleden begonnen en waarin de mensheid zich als evolutionair nouveauté gaandeweg ontworstelt aan zijn noodlottige, noodlotachtige beheersing door natuur en door, door haarzelf (maar niet 'mit Wille und Bewußtsein', Marx) veroorzaakte sociale processen. Anders dan intrinsiek waardevolle aktiviteiten ontlenen deze projekten hun zin aan het uitzicht op voortzetting in de verre toekomst dat erin wordt verondersteld. Al verdienen niet alle individuele prestaties in het kader van deze tradities eeuwige roem, de beoefenaars werken er in het bewustzijn bij te dragen aan een generaties overspannende ontplooiing van de menselijke geest. Toekomst is dus nodig als mogelijke zingeving voor de meest waardevolle menselijke aktiviteiten. Inzoverre ieder van ons deel heeft aan deze, beperkingen van tijd en plaats transcenderende aktiviteiten heeft hij eeuwig leven. Er is dus inderdaad leven na onze dood, en wij kunnen die onsterfelijkheid thans reeds deelachtig worden door onze participatie aan wat voortbestaat nadat onze lichamen tot stof zullen zijn wedergekeerd.

Intussen zijn we natuurlijk nog niet erg gevorderd met het antwoord op de vraag welke leeftocht en grafgiften wij nu precies voor ons nageslacht moeten overlaten en aan welke huisregels we ons moeten onderwerpen bij de, tot op zekere hoogte toegestane en noodzakelijke exploitatie van ons Domus Aeterna. Zeker lijkt wel dat we weinig opschieten met pogingen om te omschrijven welke ecologische minimumvoorwaarden het voortbestaan van de menselijke soort zouden kunnen waarborgen. Met een hoe grote populatie zou de mens moeten kunnen voortbestaan en waarom zouden we accepteren dat de natuurlijke condities waar een eeuw geleden nog royaal van geleefd kon worden in enkele generaties worden gereduceerd tot condities voor het naakte overleven?

rechtvaardigheid

Meer belovend lijkt de benadering die de mensheid beschouwt als een niet alleen over de ruimte maar ook over de tijd gespreide samenlevingsvorm waarvan de relaties en structuren gekenmerkt behoren te worden door noties als gelijkheid, rechtvaardigheid en eerlijke verdeling. Reeds de Commissie Brundtland lijkt zulk een inter-temporele uitbreiding van het rechtvaardigheidsbegrip te beogen wanneer ze, aangewezen om de relatie tussen milieu en ontwikkeling te doordenken, stelt dat contemporaine of intra-generationele rechtvaardigheid (d.w.z. oplossing van het Noord/Zuid-vraagstuk) kan en behoort te worden nagestreefd binnen de grenzen van rechtvaardigheid tussen de generaties. Door een vertrouwd begrip als rechtvaardigheid te kiezen als grondslag voor het huishouden in ons Domus Aeterna halen we evenwel weer een nieuw probleem binnen. In het verleden immers zijn onze opvattingen over rechtvaardigheid vooral gescherpt door sociale strijd, door de protesten van degenen (slaven, vrouwen, arbeiders etc.) die aan de heersende sociale arrangementen tekort kwamen. Als rechtvaardig beschouwen wij regelingen die sociale strijd beëindigen en sociaal protest doen verstommen. In het intergenerationele geval echter zal rechtvaardig heid nooit terloops kunnen verschijnen als oplossing van concrete sociale strijd omdat de huidige generatie, als absolute alleenheerser over de toekomst, degenen die mogelijkerwijs gebukt zullen gaan onder haar uitspattingen nooit in een sociale arena zal kunnen ontmoeten. Een ongedwongen onderwerping aan zelf ontworpen regels is onze enige mogelijkheid. Maar hoe zou iemand de rechtvaardigheid van voorgestelde huisregels voor ons Domus Aeterna kunnen beargumenteren (of betwisten) wanneer het fysiek onmogelijk is de andere betrokkenen, i.c. leden van verre toekomstige generaties daarover te raadplegen, mensen waarvan we moeten veronderstellen dat ze wel eens totaal andere behoeften in en met de natuur zouden willen bevredigen dan wij? Er lijkt weinig anders op te zitten dan een beroep te doen op ons in wetenschap, filosofie en moraal ontwikkeld vermogen om universele gronden en algemeen geldige beweringen aan te voeren. Zoals het antieke Domus Aeterna werd gestoffeerd met voorwerpen waarbij de overledenen geacht werden zich 'thuis' te voelen, zo kan ons seculiere, natuurlijk Domus Aeterna slechts worden gedomesticeerd volgens principes van de menselijke geest die er moet voortbestaan.

rationaliteit

Theoretische reflectie op het concept 'rechtvaardigheid', zoals ondernomen door auteurs als Rawls, Habermas, Barry en anderen, leert ons dat het etiket 'rechtvaardig' toekomt aan regels die - intellectueel beschouwd - zoveel mogelijk abstraheren van de particuliere waarden en belangen van alle betrokkenen. Tegengestelde belangen en rivaliserende opvattingen over 'het goede leven' kunnen elkaar slechts vinden in een overkoepelend 'algemeen belang' dat zoveel mogelijk neutraal is ten opzichte van uiteenlopende waardepatronen. In mijn eigen onderzoek poog ik aan te tonen dat 'behoud van biodiversiteit', d.w.z. instandhouding van de verscheidenheid aan soorten planten, dieren etc. de hoogste en meest algemene, cultuur-neutrale regel is waaraan de omgang van de generaties met hun Domus Aeterna onderworpen zou moeten worden. Ongeveer synoniem daarmee is het voorschrift dat aan elke generatie slechts is toegestaan reversibele (omkeerbare) ingrepen in de natuur te doen: ieder kan ten behoeve van eigen behoeften en levensstijl veranderingen in de natuur doorvoeren zolang die dankzij het natuurlijk herstelvermogen ongedaan gemaakt kunnen worden. Ecologische restauratieprojekten tonen aan dat zelfs een, ten behoeve van landbouwgrond gekapt perceel bos of gedempt moeras desgewenst in een jaar of tachtig kan terugkeren zolang de ingrediënten voor dat ecosysteem niet uit de wijde omgeving zijn verdwenen. Het wereldwijd doen uitsterven van soorten is evenwel de meest irreversibele ingreep die denkbaar is. De aanslag van de huidige generatie op de biodiversiteit is qua omvang slechts vergelijkbaar met de kosmische rampen waarvan de laatste, waarbij de dinosauriërs uitstierven, de wereld 65 millioen jaar geleden trof. Sinds het absolute diversiteits-maximum aan het eind van de 19e eeuw zal, zelfs als het bestaande biodiversiteitsverdrag vanaf heden tot de laatste letter zou worden uitgevoerd, naar schatting 20 - 40% van de soorten t.z.t. blijken te zijn verdwenen; natuurlijk herstel van zulk een ramp duurt vele millioenen jaren en dus naar menselijke maatstaf eeuwig. 'Extinction is forever', aldus een T-shirt.

natuur: ruïne, casco of kunstwerk

Ik ga deze trans-generationele gedragsregels hier niet verder uitwerken, en ook niet hoe vergelijkbare principes zouden kunnen worden bedacht voor onze omgang met de niet-levende natuur (fossiele grondstoffen). Liever attendeer ik nog op een andere implikatie van de verheffing van 'rechtvaardigheid' tot intergenerationele huisregel ten opzichte van de natuur. Regels van rechtvaardigheid formuleren naar hun aard slechts minimum-verplichtingen jegens degenen met wie men geen waarden of opvattingen over 'het goede leven' deelt. Dat beperkte karakter is inherent aan de mogelijkheid zulke regels rationeel te funderen. Maar de vraag blijft legitiem of we ook met betrekking tot de natuur niet wat méér zouden kunnen nastreven en bereiken dan dit minimum. Zou de mensheid, als ze de huidige periode van massale natuurvernietiging eenmaal achter zich heeft gelaten, niet wat meer voor haar nabestaanden en de natuur kunnen doen dan de loutere instandhouding van natuurlijk gegroeide en zich herstellende diversiteit? Zouden we er niet 'wat moois' van kunnen maken? Zou ons natuurlijk Domus Aeterna niet, evenals zijn antieke voorgangers, kunnen uitgroeien tot een kunstwerk? Waarom zou de natuur niet, in plaats van slechts te fungeren als geplunderde hulpbron en overvolle stortplaats voor onbedoelde neveneffekten van technologische 'vooruitgang', bewust ontworpen en vormgegeven kunnen worden tot een monument van en voor de menselijke geest? Natuurlijk hebben landschapsarchitekten en -kunstenaars allerlei esthetische opvattingen ontwikkeld over wat mooi en schoon zou kunnen zijn in de natuur. Maar (je bent geneigd te zeggen: goddank) hun ontwerpen blijven binnen de evolutionnair gezien neutrale marge van de reversibele ingrepen. Hun kunstwerken zijn cultuur, gefabriceerd met door de natuur aangereikte ingrediënten. Wanneer dergelijke werken zich, soms zelfs eeuwenlang, weten te handhaven is dat slechts dankzij voortdurende menselijke zorg, stoelend op cultuurgebonden waarderingen. Landschapsontwerpen kunnen niet als verbouwingen van ons Domus Aeterna worden beschouwd omdat ze zich niet onafhankelijk van de mens kunnen handhaven en dus niet een aan andersdenkenden overdraagbaar huis vormen. Je zou de vraag naar een Domus Aeterna als kunstwerk nog het best kunnen toespitsen tot de vraag of de mensheid ooit de technische capaciteit zal kunnen ontwikkelen om een positief sturende invloed uit te oefenen op de groei van de biodiversiteit: met een destructieve invloed hebben we inmiddels ampele ervaring opgedaan. Zal het ooit mogelijk worden de handelingsmogelijkheden van toekomstige generaties bewust te verrijken (of hen enige compensatie te bieden voor de huidige natuurvernietiging) door een toegenomen verscheidenheid van zichzelf handhavende (maar niettemin vernietigbare) systemen, waarvan soorten immers de exponent vormen? Zouden wij de trage natuurlijke evolutie, bron van alle natuurgebruik en natuurbeleving, kunnen versnellen of richting geven? Zou zich tussen de mensheid en de haar omringende natuur een creatief proces van co-evolutie kunnen ontspinnen waardoor evolutionaire mogelijkheden worden gerealiseerd die zonder toedoen van de mensheid onbereikbaar waren geweest? De vraag is interessant genoeg om te stellen zonder poging hem te beantwoorden.

Ik wilde ten slotte slechts laten zien dat zich tussen het onderaardse Domus Aeterna voor de lichamen van het antieke heidendom en de bovenaardse hemel voor de zielen van het christendom een aards Domus Aeterna bevindt als eeuwige fysieke behuizing van de menselijke geest, een onderkomen dat dringend zorg, respect en restauratie verdient.  

    Eduard van Hengel (1937) studeerde natuurkunde. Hij werkt als wetenschaps- en milieufilosoof bij de vakgroep Toegepaste Filosofie aan de Landbouwuniversiteit te Wageningen. Geïnspireerd door een, door hem 30 jaar geleden vervaardigd poppenhuis realiseerde Krien Clevis (de instigator van het Domus-Aeternaprojekt) in zijn woning haar projekt 'Luybenstraat 9' tijdens de manifestatie Kamerschatten, najaar 1999 te 's-Hertogenbosch.