Toelichting bij cantate BWV 67
“Halt im Gedächtnis Jesum Christ”
 
Het is 16 april 1724, 06.45u ’s morgens. De Thomaskerk te Leipzig vult zich met kerkgangers voor de eerste van de 4 diensten deze zondag. Het is de ‘Hauptgottesdienst’, de belangrijkste van de vier. In deze dienst werkt het koor mee.
Het wordt een lange zit, zoals elke zondag in de Hauptgottesdienst. De dienst begint om 07.00u en eindigt om ongeveer 11.00u.
Er is orgelspel, het koor zingt een motet; introïtus, kyrie en gloria klinken, de gemeente zingt, de gemeente zingt veel: van de koralen worden alle verzen gezongen. Bij uitzonderlijk veel verzen van een lied gaat dat afwisselend met het orgel. Er zijn lezingen uit het Oude en Nieuwe Testament, er wordt onder orgelspel gecollecteerd,  het Credo wordt gezongen, het orgel speelt weer en er klinkt een cantate.
Een Bachcantate voor zondag Quasimodigeniti, de 1e zondag na Pasen.
De cantate klinkt voor de preek, die van 8.00u tot 9.00u duurt.
Geen zorgen: dit is geen preek en hij duurt niet zo lang…
 
De cantate van vanmiddag, Halt im Gedächtnis Jesum Christ, schreef Bach in zijn eerste dienstjaar in Leipzig.
Het is een bijzondere cantate, zoals eigenlijke elke cantate van Bach.
Het bijzondere zit hier o.a. in de bezetting: voor het eerst schrijft Bach in een cantate een dwarsfluit, een traverso, voor. Blokfluiten had hij bijvoorbeeld al eerder gebruikt in cantate 106, Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit, maar een traverso nog niet.
Bijzonder is ook het gebruik van een koperblazer, oorspronkelijk een corno da tirarsi. Tenslotte zijn twee hobo’s d’ amore van de partij, waarbij vanmiddag één hobo d’ amore is vervangen door een althobo.
O ja, de strijkers en het kistorgel doen ook gewoon mee…. Sorry collega’s…
De uitvoering van vanmiddag kent nog een bijzonder fenomeen: hoewel we meestal zorgen voor een ‘gelikte’ presentatie, presenteren een altviool en de contrabas zich vanmiddag ‘ongelikt’, ze zijn nog niet voorzien van een laklaag. Genoemd naar hun bouwer, Koen Boschman, kunnen we hier spreken van een ‘kale Koen’.
 
Er wordt gelezen uit het Johannesevangelie, hoofdstuk 20:19-31, het verhaal van de ongelovige Thomas die niet zonder bewijs kon geloven in de opstanding van Christus.
Daarmee is hij het symbool van de twijfelende christen. Hoewel Christus uit de dood is opgestaan en zo dood en hel heeft overwonnen, hebben we het nodig dat Hij onophoudelijk voor ons blijft strijden tegen deze vijand, ‘des Todes Gift und eine Pestilenz der Hölle’, het gif van de dood en het verderf van het dodenrijk, volgens de profeet Hosea.
 
De onbekende tekstdichter hanteert in het openingskoor woorden uit 2 Timoteus 2:8 Gedenk dat Jesus Christus uit de doden is opgewekt.
U hoort een fuga met twee thema’s, waarvan het eerste op de woorden Halt im Gedächtnis Jesum Christ  als volgt klinkt (Dirk). Alle stemmen in het koor, alsook de trompet en de basinstrumenten hoort u in dit deel dit thema herhaaldelijk zingen en spelen.
Opvallend is dat het eerste fugathema een muzikale verbinding heeft met de eerste regel van een koraal uit de lijdenstijd O Lamm Gottes unschuldig . Hoort u maar (Dirk).
Typisch Bach, hij verbindt uiterst subtiel lijden en opstanding in een muzikaal fugathema.
Het in gedachten houden, het gedenken, wordt extra benadrukt door lang aangehouden noten op het woord Halt, houd vast!
 
In het tweede thema van de fuga hoort u als het ware de opstanding muzikaal vorm krijgen: Bach schrijft op het woord auferstanden en stijgende reeks snelle noten.
 
Ook in de aria voor sopraan, oorspronkelijk geschreven voor tenor, hoort u zgn. toonschildering: er wordt gezongen dat Jesus is opgestaan, daaraan gekoppeld vraagt de gelovige zich af wat er dan nog te twijfelen is. De zekerheid van de opgestane Christus wordt muzikaal uitgebeeld door een overtuigend loopje omhoog, terwijl de aarzeling om daar volledig op te vertrouwen in de vraag wat er nog te twijfelen is, wordt verbeeldt in een hortend en stotend motiefje, zowel in de begeleiding als in de zangstem.
 
De alt horen we hierna in een recitatief waarin ze zingt van dezelfde geloofstwijfel: ik word als christen nog steeds achtervolgd door dood, hel en satan, hoewel Christus die heeft overwonnen.
Toch, zingt zij, legt u ons een loflied in de mond, waarop het koor onmiddellijk antwoordt met het Paaskoraal van Nikolaus Herman, Erschienen ist der herrlich Tag. een Paasjubel.
De alt zingt in een tweede recitatief van de zekerheid van het geloof: wij merken in het geloof dat U, de Vredevorst, met ons strijdt en uw Woord gestand doet.
 
In de aria die nu volgt komt die Vredevorst dan ook zelf aan het woord. Bach laat de bassolist als de stem van Christus, de Vox Christi, tot viermaal toe zijn vredegroet uitspreken: Friede sei mit euch. Deze woorden sprak Christus toen hij aan de apostelen, inclusief de ongelovige Thomas, verscheen.
Muzikaal gebeurt er, zoals altijd bij Bach, weer iets bijzonders.
Bach geeft de tekst een extra dimensie door muzikale figuren voor te schrijven die de tekst uitbeelden.
De strijkers zetten in met een woeste bataglia, veldslagmuziek in een vierkwartsmaat met opschietende pijlen door de strijkers in de vorm van snelle, zestiende noten. Zo wordt de strijd van de gelovigen tegen de dood en het ongeloof uitgebeeld, waarbij de hulp van Christus onmisbaar is. Eigenlijk is het geen echte aria. Niet alleen de solist is te horen, ook het koor zingt 3-stemmig, sopranen, alten en tenoren, mee. Zij zingen, begeleid door de strijkers, van de strijd tegen de doodsvijand.
Met een inzet van de blazers in een driekwartsmaat, keert de rust van Christus weer, in een wiegende pastorale, een herderlied. De Goede Herder spreekt zijn vredesgroet uit. Bij de vierde inzet op de woorden Vrede zij U  voegen de strijkers zich bij de blazers en ronden samen zo de aria af, het strijdgewoel achter zich latend.
 
Met het rustgevende koraal Du Friedefüst, Herr Jesu Christ, van Jakob Ebert, wordt de cantate afgesloten.
We wensen u veel luistergenoegen.

Harry Toebes