MATTHÄUS-PASSION met " CORI SPEZZATI"

[Klik om te vergroten]





aankondiging

plattegrond









recensie1


recensie 2


recensie 3



internationale erkenning
Op 3 Juni 1954 ging een lang gekoesterde wens van Hans Brandts Buys in vervulling: een uitvoering van de Matthäus-Passion waarbij de twee (instrumentale en vocale) koren ruimtelijk zover van elkaar waren verwijderd als ze waarschijnlijk bij Bachs derde uitvoering in 1736 hebben gestaan. Dat moet een meter of twaalf zijn geweest, de afstand tussen de koorbalcons ter weerszijden van het orgel in de Thomaskerk. De koster van de Thomaskirche te Leipzig tekende daarbij bovendien aan ‘mit beyden Orgeln'; met het tweede orgel bedoelde hij het - later verwijderde - ‘zwaluwnest-orgel', 18 meter hoog boven de ingang van het koor en zo'n 30 meter tegenover het hoofdorgel. Het kleine balcon van dit tweede orgel werd weliswaar niet voor het tweede koor gebruikt (zoals kranteberichten abusievelijk veronderstelden), maar slechts voor de ripienisten die de koraalmelodieën van begin- en slotkoor van Deel I zongen, maar Bachs coördinatieprobleem zal er niet minder door geworden zijn.
Brandts Buys vereenvoudigde dit koördinatieprobleem, uiteraard mede vanwege ontstentenis van een ‘zwaluwnestorgel' of wat daarop zou kunnen lijken in de Utrechtse Buurkerk, door zijn tien vrouwelijke ripieno-sopranen midden voor het orgel, tussen de beide koren te plaatsen. (Hij zag daarbij bovendien af van jongensstemmen omdat hij reeds wist dat dit een oneigenlijk timbreverschil tussen de sopraangroepen introduceert.) En terwille van de koördinatie stelde hij bovendien een afzonderlijke dirigent voor Koor II aan, USKO's eerste assistent-dirigent en zijn latere opvolger Jaap Hillen die dus over zijn schouder kijkend het ternpo van zijn meester moest zien te volgen. Uiteraard had ieder koor vier solisten en een eigen continuogroep; Evangelist en Christus waren bij Koor I opgesteld. Voor de toehoorders moet deze uitvoering een ware stereo-ervaring zijn geweest. Getuige de recensies werd dit off-season experiment door publiek en pers gunstig ontvangen; het is dan ook verbazend dat deze ‘authentieke' ruimtelijke opstelling (bij een uitvoering die verder nogal afwijkt van wat wij tegenwoordig als ‘authentiek' of ‘historisch geïnformeerd' beschouwen) de afgelopen halve eeuw zo weinig navolging heeft gevonden.

- - - < o > - - -

Zo schreef ik omstreeks 2006. Maar de diskussie gaat verder.
In de eerste plaats getuigde Brandts Buys' poging nog van de opvatting dat de beide koren gelijkwaardig zouden zijn en symmetrisch ten opzichte van elkaar stonden. Dat is inmiddels een achterhaalde opvatting; het tweede koor is kleiner en ondergeschikt aan het eerste. Het hoe en waarom leg ik uit in mijn toelichting bij de Matthäus-Passion.
In de tweede plaats, en dat is interessanter, is er (opnieuw) diskussie ontstaan over de plaatsing van Bachs koren in de Thomaskirche in 1736 en later. Bij zijn uitvoering van de Matthäus-Passion in 2012 (september!) verklaarde René Jacobs te zijn geïnspireerd door ideeën van de Duitse musicoloog Konrad Küster, welke deze in zijn Bach-Handbuch (1999) publiceerde en in het booklet bij Jacobs' CD nog eens uiteenzette. Volgens Küster was het balcon van het zwaluwnestorgel wel degelijk de plaats van het tweede koor; een gedachte die, zo schrijft hij, kon opkomen nu wij weten hoe klein in feite Bachs - vocale en instrumentale - koren waren.
Meteen vroeg ik mij af of zelfs een klein bezet ensemble wel op zo'n Schwalbennestbalcon past, en ik bekeek en deed wat metingen aan de volgende plaatjes.
Schwalbennestorgel loge kooringang-huidig
Links het Schwalbennestorgel boven de (verlaagde) kooringang zoals het er tot 1742 heeft gezeten. In het midden de galerij die er (tot 1885) voor in de plaats kwam en rechts de huidige situatie. De afstand tussen de pilaren schat ik, met behulp van de plattegrond op een meter of 8, en dat zou dan ongeveer de breedte van het orgelbalcon zijn. Laat dat 2 meter diep zijn, dan resten er, na aftrek van 2 m2 voor organist en speeltafel 14m2 voor het ensemble. Laat dat bestaan uit 2x4=8 koorleden en 12 instrumentalisten (2 trav., 2 hobo's, 2 Vi.1, 2 Vi.2, Va, cello, gamba, violone) dan rest er 0,7 m2 per persoon: niet onmogelijk, als je bedenkt dat zij staan en niet steeds allemaal tegelijk optreden.
Terecht gaat Küster uitvoerig in op de grote voordelen die de opstelling van het tweede koor vóór in de kerk biedt voor de door Bach en tekstdichter Picander beoogde dramaturgie. Het versterkt de rol van het tweede koor (Gläubigen) als afstandelijke, nog ongeïnformeerde buitenstaanders die machteloos moeten toezien hoe de lijdensgeschiedenis zich ver van hen in Zion/Jeruzalem voltrekt, ondanks hun naïeve pogingen (Lasst ihn, haltet ein, wir wollen mit dir ihn suchen etc.) de noodlottige gang van zaken af te wenden. Zoals Jacobs zegt "gescheiden door een middenschip en 1700 jaar geschiedenis".
En Küster vervolgt dat de gebruikelijke 'frontale' uitvoeringspraktijk, waarbij beide koren in de kijk- c.q.luisterrichting naast elkaar zijn opgesteld, en de bijbehorende links/rechts-stereofonie dus vervangen moet worden door een voor/achter-stereofonie, liefst met ver/nabij-effekt. Om dat in de huiskamer te realiseren zou je dus minimaal een quadrofonische opstelling nodig hebben. Jacobs legt uit hoe hij de gewenste effekten tijdens de CD-opname heeft trachten te realiseren door de twee ensembles tegenover elkaar op te stellen, het tweede dus achter de rug van de dirigent, en met microfoontechniek de klankverhoudingen heeft pogen te imiteren.
Küster gaat er trouwens van uit dat de toehoorders in de richting van de kerkas, naar het koor kijken, met het grote-orgelbalcon achter zich. De plaatjes laten zien dat de banken destijds evenwijdig aan de hoofdas waren opgesteld, niet alleen in het middenschip maar ook op de zijbalcons die tot voor in de kerk reiken.  Men hoorde en zag de ensembles dus (toch weer) links en rechts van zich.
En zijn overtuigende verhaal gaat wel heel snel voorbij aan het gigantische coördinatieprobleem waarvoor twee ensembles op 28 meter afstand de ensembleleider, Bach, moeten hebben geplaatst. De twee koren opereren immers niet altijd beurtelings maar soms ook gelijktijdig. Had hij een hulpdirigent in het zwaluwnest? En je kunt musici wel leren om niet naar het andere ensemble te luisteren maar slechts naar de verre dirigent te kijken, maar ook die dirigent zelf kan zijn oren niet meer geloven waarin de prestaties van het Fernchor 0,1 seconde later arriveren. Meerkorige produkties waaraan ik deelnam losten het coördinatieprobleem pas bevredigend op door de dirigent midden tussen de ensembles, zelfs in het midden van de kerk te plaatsen. Zou Bach middenvoor op één van de zijbalcons hebben gezeten?
En onbeantwoord blijft voorlopig de vraag waar de soprani in ripieno dan hebben gestaan, ons jongenskoor dat o.m. het O-Lamm-Gottes-unschuldig-koraal in het openingskoor zingt.
.