EXPOSITIE "Bach and the Netherlands"
Locatie/periode: hal Drift 21, september 2000 Samenwerkingsproject Letterenbibliotheek en Opleiding Muziekwetenschap Onderdeel HANS BRANDTS BUYS (28-6-1905—21-2-1959) door Marloes Biermans Hoewel de familie Brandts Buys klein is, zal de naam velen bekend voorkomen. Drie jaar geleden ontstond opschudding omdat - zonder medeweten van de familie - in de serie Goede Tijden Slechte Tijden een fictief persoon met de naam Brandts Buys werd geïntroduceerd. De Brandts Buys uit de serie was geen lieverdje: hij verkrachtte bijvoorbeeld zijn dochter. De familie Brandts Buys was hier niet van gecharmeerd. Ze zijn gewend aan naamsbekendheid, maar dan op een positieve manier. In het nabije verleden bracht het geslacht een aantal bekende Nederlandse musici voort. De familienaam ontstond toen Cornelis Alijander (1812-1890), zoon van Cornelis Buys en Aleida Brandts, de naam van zijn moeder en vader samenvoegde. Cornelis, die trompettist en organist was, kreeg vier zoons, waarvan er drie bekend zouden worden als componist: Ludwig Felix (1847-1917), Marius Adrianus (1849-1911) en Henry François Robert (1850-1905). Alijanders jongste zoon Adolph (†1895) was muziekleraar en organist. Marius Adrianus had twee zoons, de oudste, Jan Willem Frans (1868-1939) verwierf bekendheid als componist en organist. De jongste, Marius Adrianus jr. (1874-1944) componeerde ook, maar werd vooral bekend als dirigent van diverse oratoriumverenigingen in Gelderland. Hij had grote bewondering voor Johann Sebastian Bach en noemde zijn oudste zoon daarom Johann Sebastian (Hans). Hij had geen betere naam kunnen krijgen; Johann Sebastian had net als zijn vader veel ontzag voor Bach en zou een groot deel van zijn leven bezig zijn met het werk van zijn naamgenoot. Na zijn gymnasiumopleiding in Arnhem ging Hans in eerste instantie rechten en oude talen studeren in Amsterdam. Uiteindelijk koos hij toch voor een muziekopleiding. Hij verruilde de pianolessen van zijn vader voor die van Stevan Bergmann en Ethel Delias aan het conservatorium te Amsterdam. Bovendien studeerde hij compositie bij Johan Wagenaar en Sem Dresden. In 1930 slaagde hij voor zijn staatsexamen muziek en nam hij calvecimbelles bij Alice Ehlers. Hij was een van de eerste clavecinisten in Nederland. Al tijdens zijn studie begon Hans met dirigeren en met het organiseren van concerten. Als dirigent bleef hij zijn hele leven met amateurs werken. Zo leidde hij onder andere het gezamenlijke schoolorkest van het Barleaus en het Vossius Gymnasium in Amsterdam, diverse studentengezelschappen in Leiden, het USKO (Utrechts Studenten Koor en Orkest) in Utrecht, het Toonkunstkoor in Arnhem en Hilversum en de Hilversumse Cantate Vereniging. Ook als componist richtte hij zich vooral op amateurs. Hij schreef veel gelegenheidswerken voor amateur-ensembles zoals bijvoorbeeld de cantate Sol Iustitiae die hij met het USKO uitvoerde ter ere van het lustrum van Universiteit Utrecht in 1946. Tevens schreef hij film- en toneelmuziek. Als dirigent streefde hij naar een afwisselend en vaak onbekend repertoire. Hij verzorgde diverse premières van werken van Bach in Nederland. Hoewel hij werkte met amateurs, probeerde Brandts Buys bij zijn uitvoeringen zo veel mogelijk te streven naar een stijl die overeen zou kunnen komen met die van Bach zelf. Hij pleitte - soms tegen de zin van de verenigingsbesturen in - voor een kleine bezetting en experimenteerde soms ook met de opstelling. Cantates voerde hij uit in de kerkdienst op die zondag van het kerkelijk jaar waarvoor Bach ze had geschreven. Hij liet zijn ensembles niet alleen werk van Bach uitvoeren, maar maakte de leden ook enthousiast voor het werk van onbekende oude en nieuwe, meest Nederlandse componisten zoals Hellendaal en Pijper. Het USKO verleende bijvoorbeeld elk jaar een compositieopdracht aan een Nederlandse componist zodat de Universiteit Utrecht op de Dies jaarlijks een wereldpremière mocht beleven. Als uitvoerend musicus werkte Brandts Buys wel vaak met beroepsmusici en dan meestal met diegenen die net als hij belang hechtten aan een authentieke uitvoeringspraktijk en bereid waren op oude instrumenten of kopieën daarvan te spelen. Hij trad veel op als clavecinist, zowel solistisch als in ensembles. Tijdens de Bach herdenking van 1950 voerde hij als eerste de Kunst der Fuge integraal uit op clavecimbel. Hij speelde in ensembles als Musica Antiqua en Arte Fiato en realiseerde de continuopartij in diverse uitvoeringen van cantates en passies van Bach en tijdgenoten. Naast uitvoeren en dirigeren speelde ook lesgeven een belangrijke rol in het leven van Brandts Buys. Van 1938 tot 1944 doceerde hij clavecimbel, basso continuo en harmonieleer aan het Amsterdams Muzieklyceum. Na de oorlog werd hij clavecimbeldocent aan het conservatorium te Rotterdam en directeur van het Goois muzieklyceum. Bovendien was Brandts Buys ook wetenschappelijk met muziek bezig. Als musicoloog was hij autodidact, de Nederlandse muziekwetenschap stond tijdens zijn studietijd nog in de kinderschoenen. Zijn musicologische belangstelling ging in eerste plaats uit naar het werk van Johann Sebastian Bach. Zijn opvattingen zette hij uiteen in drie boeken. In Het Wohltemperierte Clavier (1942) en De passies van Johann Sebastian Bach (1950) besteedt hij aandacht aan de structuur van de betreffende werken, aan getalsymboliek en kabbalistiek. Tevens gaat hij uitgebreid in op de uitvoeringspraktijk naar aanleiding van opmerkingen over de grootte van het ensemble, de instrumenten, dynamiek, frasering, versieringen, vingerzettingen en registratie. Hij haalt fel uit naar dirigenten die Bachs Passies in verkorte versie uitvoeren. Zijn derde boek Johann Sebastian Bach 48 Praeludia (1950) is een biografie. Naast deze boeken publiceerde hij diverse artikelen. Ook gaf hij werk van diverse onbekende Nederlandse componisten uit. Voor de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis (VNM) verzorgde hij een editie van de Concerti Grossi van P. Hellendaal en werkte hij aan edities van S. van Noordt en C. Hacquart. Tevens gaf hij Bachs tweestemmige inventies uit. Ook in zijn uitgaven besteedde hij veel aandacht aan versieringen en uitvoeringspraktijk. Opvallend is dat Brandts Buys - hoewel hij zich bezig hield met musicologisch onderzoek - in het begin van zijn carrière zijn programmatoelichtingen meestal door anderen liet schrijven. Kennelijk had hij het gevoel dat hij zelf nog niet genoeg autoriteit bezat. Zijn vooruitstrevende opvattingen over uitvoeringspraktijk werden niet door iedereen gedeeld en zijn composities werden niet altijd gewaardeerd. Zijn medewerking aan de film Terra Nova liep zelfs uit op een mislukking.(1) Door professionele musici werd Brandts Buys vaak gezien als ‘dilettantenmusicus’. Toch ligt hierin misschien juist wel zijn grootste verdienste. Brandts Buys had voor zijn tijd revolutionaire ideeën en bracht deze samen met zijn liefde voor Bach en andere toen veelal onbekende muziek over op amateurs en studenten. Hij wilde iedereen de kans geven om de door hem zo bewonderde muziek te leren kennen. Bij de studentengezelschappen was Brandts Buys bijvoorbeeld principieel tegen het houden van audities. Hij wilde iedereen de mogelijkheid geven mee te doen en de gelegenheid geven om kennis te maken met de muziek van Bach en anderen. Volgens een USKO-legende schreef hij voor violisten die graag mee wilden spelen maar nog lang niet zo ver waren een derde vioolpartij waarbij ze alleen op losse snaren hoefden te spelen. [Bij de handgeschreven cantates die in het archief van het USKO bewaard zijn, heb ik echter geen vereenvoudigde partijen teruggevonden. In deze handschriften houdt Brandts Buys zich over het algemeen nauw aan het origineel.] Met zijn studenten verdiepte hij zich ook in de achtergronden van de gespeelde werken. Weten wat je speelt was volgens hem belangrijker dan grote virtuositeit: Bach schreef zelden muziek, zeker niet in zijn cantates en passies, zonder symbolische bedoelingen. Zijn muziek staat steeds in dienst van de ideeënwereld, heeft steeds meer mede te delen dan klankschoonheid, dan zintuigelijk genot.[volgt een citaat uit Spitta, J.S.Bach, 1: 916).] Daarmee is gezegd dat de onderkenning van de symbolen de basis dient te zijn van elke interpretatie. Beheersing van instrument en notenbeeld zijn pas in zoverre van belang als het ontbreken daarvan een belemmering vormt voor de mededeling der ervaren begrippen. Er bestaan uitvoerenden die ondanks hun gebrekkige techniek de gehele wereld wisten te overtuigen van wat zij reproduceerden. Het omgekeerde is een helaas maar al te vaak voorkomend verschijnsel (De passies van Johann Sebastian Bach, p.126).Bach speelt, dankzij Hans Brandts Buys, nog steeds een grote rol bij het USKO. In een cyclus van drie jaar voert het ensemble afwisselend de Matthäus-Passion, de Johannes-Passion en de h-Moll-Messe uit. Brandts Buys heeft niet alleen mensen enthousiast gemaakt voor de muziek van Bach, maar gaf met zijn boeken en edities ook de aanzet tot verder onderzoek naar de werken van Bach, zoals op het terrein van getalsymboliek. Zijn theorie over een kruisvorm in de Matthäus-Passion werd bijvoorbeeld overgenomen door Kees van Houten. Brandts Buys overleed op zijn 54ste aan een hartaanval. Van der Klis en de schrijvers van het lustrumboek van het USKO schetsen rond zijn vroege dood een beeld van een ongelukkige miskende musicus die ten onder ging aan grote drukte en zijn onvermogen om alle dingen te doen die hij graag wilde. Waarschijnlijk heeft Brandts Buys inderdaad af en toe onder grote druk en spanning geleefd. Toch is het beeld van de miskende overspannen musicus misschien iets te negatief. Ook tijdens zijn leven werd Brandts Buys door velen bewonderd. Na zijn dood verschenen In memoria in diverse kranten, zowel lokaal als regionaal als landelijk. Belangrijke muziektijdschriften besteedden aandacht aan zijn overlijden. Al deze berichten lijken hetzelfde te zeggen. Brandts Buys was enorm populair en velen betreurden zijn vroege dood. Cantatepartijen Brandts Buys begon in 1942 met een aantal studenten cantates in en rond Utrecht uit te voeren. Hij deed dit in samenspraak met predikanten, in een kerkdienst, en op die dag van het kerkelijk jaar waarvoor Bach de stukken geschreven had. In 1943 werd hij bovendien dirigent van de Hilversumse cantatevereniging. Met dit ensemble heeft hij zo'n 180 cantates uitgevoerd in diensten van de Doopsgezinde kerk te Hilversum. Zijn benadering was bijzonder, tot dan toe waren er slechts enkele cantates van Bach bekend in Nederland en bekommerden weinig musici zich over de liturgische functie van de muziek. Tijdens de oorlogsjaren was spelen in de kerk de enige manier om zonder toestemming van de Kulturkammer muziek te maken. Uitvoeringen buiten de kerk waren verboden. Na de oorlog richtte Brandts Buys samen met een aantal Utrechtse studenten dat tijdens de oorlog al meespeelde het USKO (Utrechts Studenten Koor en Orkest) op. Het USKO bleef, hoewel nu ook andere concerten georganiseerd werden, cantates uitvoeren in kerkdiensten. De partijen van de stukken die hij uitvoerde schreef Brandts Buys vaak zelf uit, niet alleen in de oorlog, maar ook daarna. Waarschijnlijk deed hij dit omdat het goedkoper was en omdat hij van mening was dat er geen goede edities te krijgen waren. Met zijn vrouw reisde hij diverse buitenlandse steden af om manuscripten van Bach en andere componisten in te zien en zo mogelijk te kopiëren. Kees Otten, die in de oorlogsjaren meespeelde met de cantate-uitvoeringen onder leiding van Brandts Buys, vertelt aan Jolande van der Klis: ‘Hans Brandts Buys had zich zo met Bach vereenzelvigd dat hij precies hetzelfde notenschrift had ontwikkeld. Hij schreef iedere week een Bach-cantate uit, mèt de uitgewerkte continuopartij en daar hadden we de grootste bewondering voor. Maar hij zei altijd: 'Bach deed het ook iedere week, en bovendien componeerde hij die cantate ook nog eens zelf.' Veel van deze handgeschreven partijen zijn na de dood van Brandts Buys waarschijnlijk verloren gegaan of in archieven van de betreffende gezelschappen terecht gekomen. De hier tentoongestelde exemplaren komen uit het cantate-archief van het USKO. Het gaat om cantate BWV 103, Ihr werdet weinen und heulen die Bach voor 22 april 1725, zondag Jubilate, schreef. Het is de eerste van een reeks van negen cantates die Bach componeerde op teksten van Mariane von Ziegler. Het USKO-archief bevat partijen van ongeveer 30 cantates die mogelijk uitgeschreven zijn in de begintijd van het USKO. De partijen werden gebruikt om uit te spelen, soms staan er aantekeningen in en geen enkele set is helemaal compleet. Zangers en instrumentalisten namen de partijen waarschijnlijk mee naar huis om te studeren en vergaten ze soms in te leveren. Van de vocale soli zijn dan ook bijna geen exemplaren bewaard gebleven. Kennelijk werden deze slechts een keer uitgeschreven voor de betreffende solist. 1950: de grote Bach-herdenking In 1950 organiseerde Brandts Buys met het USKO een grote Bach-herdenking. Doel was om in een jaar een zo goed mogelijk overzicht te geven het leven en werk van Bach. In eerste instantie werden 20 concerten gepland, uiteindelijk werden er 50 concerten gegeven. Het festival werd een van de grootste in Europa. Er waren drie concertseries (geestelijke muziek, wereldlijke muziek en klaviermuziek) waarvoor het publiek abonnementen kon kopen. Ook waren er losse concerten. De uitvoerenden waren zeer divers: Utrechtse studentengezelschappen als het USConcert, het USKO, het Utrechts Motetgezelschap en het Utrechts Instrumentaal Kwintet maar ook de Nederlandse- en de Keulse Bachvereniging en de Remscheider Kantorei werkten mee. Verder waren er diverse solistische optredens van onder andere Jaap Hillen, Anthon van der Horst, Carel van Leeuwen Boomkamp en natuurlijk Brandts Buys. Utrecht was het centrum van de herdenking, maar ook in Amersfoort, Zeist, Breda, Den Haag en Goes werden enkele concerten gegeven. Als aanvulling op de concerten werden verschillende lezingen gehouden. Bovendien gaf het USKO in samenwerking met de Universiteit Utrecht Bach-herdenkingskranten uit die huis aan huis verspreid werden. De kranten werden een groot succes. Uiteindelijk verschenen er zeven edities, vijf in Utrecht, een in Breda en een in Goes. Deze kranten bevatten artikelen van studenten, maar ook van bekende musicologen en prominente musici als Eduard Reeser, Gerard van der Leeuw, Wouter Paap en Sem Dresden. Veel van de tijdens de herdenking gespeelde werken worden uitgebreid besproken en ook zijn recensies van de concerten in de kranten opgenomen. De kranten zijn later gebundeld en geven een goed beeld van de Bach herdenking en de manier waarop in die tijd in Nederland over Bach gedacht en geschreven werd. Passies en getalsymboliek Deze foto is gemaakt tijdens een van de repetitiekampen van het USKO. Om de studenten inzicht te geven in de structuur van de passies legde Brandts Buys tijdens het kamp de stukken uit in serviesgoed. Een schoteltje was bijvoorbeeld een koraal en een vork een recitatief. Het lijkt op deze foto om de Johannes-Passion te gaan. Het kleine bordje iets links van het midden met aan beide kanten drie omgekeerde kopjes staan dan voor het koraal Durch dein gefängnis met de omringende turbae. Het grote bord en het schoteltje aan het einde van de tafel stellen het slotkoor en het daarop volgende koraal voor. De aria’s en recitatieven zijn waarschijnlijk aangeduid met verschillende soorten bestek, maar dit is op de foto niet duidelijk te zien. Ook in zijn boek over de passies gaat Brandts Buys uitgebreid in op de structuur van de werken. Hij benadert de stukken vooral met behulp van getallensymboliek. Hij telt vrijwel elke noot en elke maat en komt zo tot zeer complexe schema’s en vormstructuren. Hij zoekt naar getallen die steeds terugkeren en probeert daar met behulp van de kabbalistiek een betekenis aan de verbinden. Tevens zoekt hij met behulp van deze getallen, maar ook door middel van symmetrie en tijdsmeting naar centrale punten in het werk. Zijn idee‘n over een kruisvorm in de Matthäus-Passion werden overgenomen door Kees van Houten. Al toen Brandts Buys werkte aan zijn boek over het Wohltemperierte Clavier was hij gefascineerd door getallensymboliek. Hij zocht daarom contact met Henk Dieben, de eerste Nederlander die actief was op dit gebied. Deze wilde zijn ideeën echter niet met Brandts Buys delen. Dit betreurde Brandts Buys en heeft hem er lang van weerhouden iets over getallensymboliek te publiceren. Later kwam het wel tot een samenwerking. In de derde druk van het Wohltemperierte Klavier (1955) is daarom een overzicht van Diebens bevindingen opgenomen. Uitvoeringspraktijk Op diverse posters van uitvoeringen van het USKO staat opgemerkt dat het betreffende werk in oorspronkelijke bezetting werd uitgevoerd. Hiermee werd waarschijnlijk de voor die tijd vaak kleine bezetting bedoeld. Namen van solisten worden op de affiches vrijwel nooit genoemd. Brandts Buys vond dat het publiek niet getrokken moest worden met bekende namen, maar door het uit te voeren werk. Het ging immers om de muziek. De solisten waren meestal studenten, soms aangevuld met jonge professionele musici. Jard van Nes, Max van Egmond en Jos van der Lans zijn op deze manier hun solistencarrière begonnen bij het USKO. Bij uitvoeringen van de passies stonden de solisten meestal tussen de koorleden. De verschillende “rollen” werden doorgaans door verschillende personen gezongen. Bij het USKO had Brandts Buys ook de gelegenheid om met de opstelling te experimenteren. Naar aanleiding van een opmerking van koster Rost van de Thomaskirche in Leipzig dat de passieuitvoering in 1736 mit beyden Orgeln werd gegeven, was Brandts Buys er van overtuigd dat Bach de Matthäus dat jaar had uitgevoerd met twee ruimtelijk van elkaar gescheiden ensembles die elk aan een kant van de kerk op de koorgalerij stonden. In 1954 probeerde hij een dergelijke opstelling uit tijdens een concert van het USKO in de Buurkerk. De twee koren stonden elk in een zijbeuk opgesteld, Jaap Hillen dirigeerde het tweede koor, Brandts Buys het eerste. Het experiment werd niet herhaald. Missa l’homme armé? Tijdens de Bach herdenking van 1950 voerde het USKO onder andere Bachs h-Moll-Messe uit. In de tentoongestelde programmatoelichting en ook in meer uitgebreide publicaties die in de loop van dat jaar verschenen, stelt Brandts Buys voor deze mis voortaan Bachs Missa l’homme armé te noemen. De thema’s in de verschillende delen van de mis zouden allemaal gebouwd zijn op de kernelementen van het chanson l’homme armé. Dit lied (zie hiernaast) is vermoedelijk aan het begin van de vijftiende eeuw ontstaan en werd erg populair in de Renaissance. De tenor van het chanson wordt in diverse vijftiende- en zestiende-eeuwse missen gebruikt als cantus firmus of cantus prius factus. Niet alleen in de h-Moll-Messe, maar ook in diverse fugathema’s van het Wohltemperierte Clavier meent Brandts Buys karakteristieke elementen van dit chanson terug te vinden. Deze elementen, een kwartsprong en een dalend tetrachord, kunnen volgens hem omgekeerd en versierd worden. Hoewel ook in de renaissance technieken als omkering en kreeftgang toegepast werden, maakt men in deze l'homme armé missen meestal gebruik van grotere citaten uit het chanson. Een kwartsprong en een dalend tetrachord zijn zo algemeen, dat deze elementen bijna in alle composities zijn terug te vinden, zonder dat daarin echt de l’hommé arme-melodie in te herkennen is. Hoewel Brandts Buys veel voorbeelden geeft, is zijn stelling dan ook niet overtuigend. Brandts Buys is de enige die de h-Moll-Messe Bachs Missa l’homme armé noemde. Toch was het idee om, in missen die geen l’homme armé genoemd zijn, te zoeken naar elementen uit het chanson niet nieuw. In 1939 opperde J. Samson dat Palestrina's Missa Papae Marcelli een vermomde l’homme armé mis zou kunnen zijn. Ook hij bestempelt de kwartsprong en het dalende tetrachord als karakteristieke elementen van het chanson. Zijn idee werd aangehaald in andere literatuur en het is mogelijk dat Brandts Buys via een van deze publicaties kennis heeft genomen van de idee‘n van Samson. Hoewel Samsons hypothese in eerste instantie meer aanhangers had dan die van Brandts Buys, wordt tegenwoordig geen van beide composities nog Missa l’homme armé genoemd.
|