Gustav Leonhardt, Ten geleidebij de heruitgave
van Hans Brandts Buys, Het Wohltemperirte Clavier
(Bohn, Scheltema & Holkema, 1984)
De tijd lag achter op Hans Brandts Buys: vele van de inzichten in de achttiende-eeuwse muziek die thans gemeengoed geworden zijn, verkondigde hij reeds decennia geleden in spel, woord en geschrift. Bij het grote publiek weinig begrip vindend voor de finesses van zijn integere benadering was het slechts zijn onverwoestbare enthousiasme dat hem behoedde voor de neerslachtigheid die een roepende in de woestijn na verloop van tijd zou kunnen overvallen. Kort na de oorlog commentarieerde en speelde hij het gehele Wohltemperirte Clavier in een reeks directe uitzendingen voor de radio; zij maakten op mij, schoolgaande Bach-dweper, een onuitwisbare indruk: hier werd duidelijk welk een zeggingskracht intellectuele precisie en schitterende practische beheersing konden hebben. Gedurende zijn onderduikperiode in de oorlog en de jaren daarna heeft Brandts Buys mij met grote generositeit - zonder dat ik les van hem had - ingewijd in vele 'geheimen' van zijn enorme Bach-kennis. Niet dat hij voor anderen deze kennis verborgen hield, - neen, zij bleef 'geheim' omdat hij onbevooroordeeld luisteren en lezen om zich heen node miste. Doch ik vermoed dat als Brandts Buys toen het tegenwoordige begrip ontmoet zou hebben hij ons nu toch weer voor zou zijn. Zijn werk over het Wohltemperirte Clavier van 1942 bij de vierde druk te mogen inleiden geeft mij niet alleen welkome gelegenheid tot het betonen van eerbied voor deze mentor maar ook tot het laten blijken van mijn dankbaarheid. Het verwondert niet dat bij deze herdruk gekozen kon worden voor een onveranderde. Aanvechtbare details, zoals de opmerkingen over de instrumenten en registraties, over de stemmingssystemen, over de solmisatie corrigeert men gaarne zwijgend in het besef van de magistrale wijze waarop Brandts Buys in een prachtige levendige stijl, bevattelijk voor leken en boeiend voor kenners (wanneer vindt men heden ten dage nog deze combinatie?) 'het ontstaan, de geschiedenis en bouw van het werk overdacht en op schrift gesteld heeft, ten dienste van luisteraars en bespelers van toetsinstrumenten, bewonderenden ter uitbreidmg hunner kennis, onbekenden ter wegwijzing naar deze schatten', zoals hij het titelblad zo fraai laat zeggen. Een boek met slechts feiten kan nuttig zijn, doch de compilatie ervan kan door de eerste de beste vlijtige bleekneus verricht worden. Zodra daar bovenuitgegaan wordt begint het inzicht van de onderzoeker een rol te spelen. Mét het caliber van de onderzoeker stijgt het risico van brilliante dwaling, tenzij deze zijn interpretaties steeds weer toetst aan feiten. Dan blijft er het kleine risico bestaan dat juist boeit en stimuleert. Hans Brandts Buys heeft in dit boek een zo hechte grondslag van analyse gelegd dat zijn speculaties op dit gebied nooit over de schreef gaan: de een zal vinden dat hij wellicht iets te ver ging, de ander dat men nog iets verder zou kunnen gaan. Aldus de gulden middenweg bewandelend gaf Brandts Buys wederom blijk van zijn specifieke kunstenaarschap: hij was een rasmuzikant die elke uitwas wist te beteugelen door zijn scherpe intellect. Zo staat dit boek in vele opzichten buiten en boven de tijd. Het is als een wijn die veertig jaar geleden evenzeer op dronk was als heden en het over decennia nog zal zijn. Voor een dergelijke wijn bestaat geen krans. |