Dames en heren, meisjes en
jongens,
U hoorde zojuist een deel van de aria ‘Gott versorget alles
Leben’ uit Bachs cantate 187 ‘Es wartet alles auf dich’.
Ik kan me voorstellen dat u zich afvraagt waarom dit deel in
het programma is opgenomen.
Wel, u hoort het straks in de Lutherse mis terug.
Dat heeft alles te maken met keuzes die Bach bij de
samenstelling van deze mis heeft gedaan.
Een ‘duiventil’, zo noemde Carl Philipp Emanuel, Bachs tweede
zoon, zijn ouderlijk huis.
Het was er een komen en gaan van vrienden en bewonderaars.
Geen musicus kon in Bachs tijd op bezoek in of doortocht door Leipzig
de
verleiding weerstaan de grote meester te bezoeken. Onder die bezoekers
waren
musici van naam. Via hen en door zelf te reizen naar toonaangevende
culturele
steden als Dresden, beschikte Bach over een uitgebreide bibliotheek met
composities van collega’s uit binnen- en buitenland.
Van de Italiaan Pergolesi bijvoorbeeld bezat hij een
afschrift van zijn beroemde ‘Stabat Mater’, hij bezat afschriften van
werken
van o.a. Palestrina, Buxtehude, Vivaldi, Händel, Pachelbel en
uiteraard van
familieleden uit het muzikale geslacht Bach.
Een componist die door hem zeer hoog werd geacht was de voor
ons vaak onbekende Jan Dismas Zelenka uit Bohemen, die hofcomponist was
in Dresden.
Zelenka was in dienst van het rooms-katholieke hof in Dresden en
schreef een
groot aantal missen voor de rooms-katholieke eredienst. Missen die ook
daadwerkelijk in deze diensten werden uitgevoerd en er een onmisbaar
deel van
waren.
Bach daarentegen was in dienst van de gemeente Leipzig en
verbonden aan de Lutherse kerken in die plaats. Verbonden dus aan
protestantse
kerken. Hij schreef liturgische muziek in de vorm van cantates die op
hun beurt
weer een wezenlijk deel waren van de Lutherse eredienst.
Het kan daarom vreemd lijken dat Bach zich als protestant
inlaat met een ogenschijnlijk roomse mis.
Maar in Bachs tijd was het Latijn in de Lutherse eredienst
zeker niet volledig verdrongen door het Duits en waren Kyrie en Gloria
gewoon
onderdelen van de Lutherse liturgie.
Er was in Duitsland geen sprake geweest van een ‘liturgische
beeldenstorm’ waarbij het Latijn volledig het leven liet…
Een viertal zgn ‘Lutherse Missen’ schreef Bach, naast de
beroemde ‘Hohe Messe’.
Opvallend is dat ze allemaal, ook de Hohe Messe, nooit zijn
bedoeld voor gebruik in de eredienst. De Hohe Messe heeft Bach
samengesteld om
bij hetzelde katholieke hof te Dresden waar Zelenka werkzaam was, de
eretitel
‘hofcomponist’ te verkrijgen door de mis als cadeau aan de Saksische
vorst en
Poolse koning Friedrich August II aan te bieden.
Niets menselijks was Bach vreemd: je vangt meer katholieke
vliegen met een mis dan met een koraal…
Zijn vier Lutherse missen zijn vermoedelijk geschreven rond
de jaren 1737 en 1738.
De term ‘geschreven’ zou wellicht vervangen kunnen worden
door ‘herschreven’ of ‘overgeschreven’: alle missen zijn namelijk
samengesteld
uit delen van eerdere cantates.
Bach heeft cantatedelen ‘gerecycled’ zou je kunnen zeggen in
deze Lutherse missen. U ziet dat de naam van onze concertserie, ‘Rondom
de
Kantates’ daarmee recht wordt gedaan.
‘Parodie’ heet in de muziekleer dat hergebruik van eerdere
werken.
Dat deed Bach overigens niet uitsluitend met eigen
composities, maar ook gebruikte of bewerkte hij werken van collega’s.
Het
eerder genoemde ‘Stabat Mater’ van Giovanni Batista Pergolesi gebruikt
hij
bijna integraal voor zijn cantate “Tilge, Höchster, mein
Sünden”.
In de 17e en 18e eeuw was kopiëren
gebruikelijk, niemand sprak toen over ‘copyright’…
Het Kyrie, waarmee we dadelijk de mis openen is het
openingskoor uit cantate 102 ‘Herr, deine Augen sehen nach dem
Glauben’. De mis
is geschreven in een mineurtoonsoort. Je verwacht dan niet veel
vrolijks te
horen, maar bij Bach is dat toch even anders. Het Kyrie lijkt wel te
dansen en
dat geldt ook voor het Christe eleison, dat met fugatische inzetten
opvallend
vrolijk klinkt. Met een wat minder dansende fuga in het tweede Kyrie
wordt dit
openingsdeel afgesloten.
Dan volgt het ‘Gloria’. Hier hergebruikt Bach cantate 72
‘Alles nur nach Gottes Willen’.
U hoort een echte lofprijzing met kernmerkende uitroepen op
het woord ‘Gloria’.
Bij de woorden ‘Et in terra pax hominibus’ neemt Bach
duidelijk ‘gas terug’, om weer voluit door te gaan met snelle zestiende
noten
op de woorden ‘Laudamus te’.
Het ‘Gratias agimus tibi’ voor de bassolist, begeleid door
violen, komt uit cantate 187 ‘Es wartet alles auf dich’. Hier duikt
voor het
eerst de cantate op die aan het begin is genoemd.
Bach moet zijn keuze voor hergebruik van deze cantate 187 wel
erg goed hebben gevonden, want ook het deel hierna voor de altsoliste,
het
‘Domine Fili’, komt uit deze cantate. De alt wordt in een 3/8-maat
begeleid
door de solohobo.
Maar spits uw oren bij het volgende deel van de mis: het
‘Qui tollis’ voor tenor met een prachtige partij voor weer de solohobo.
Een
deel uit de sopraanaria uit cantate 187 hoorde u zojuist. In dit deel
wordt die
aria hergebruikt, maar nu zingt niet de sopraan, maar de hoge
mannenstem, de
tenor.
“Die de zonden der wereld wegneemt, aanvaard ons gebed”.
Het slotkoor ‘Cum sancto spiritu’ is een bewerking van het
openingskoor uit cantate 187.
In dit slotkoor hoort u hoe de stemmen telkens na elkaar
inzetten in een magistraal fugathema, soms onderbroken door het orkest,
dan
weer samen, waarbij ook het orkest het eerste fugathema laat horen.
Na een tussenspel waarbij het orkest het thema toeleidt naar
een eerste afsluiting, zetten de bassen in met het tweede fugathema,
gevolgd
door tenoren, alten en sopranen.
In een labyrint van muzikale lijnen eindigen koor en orkest
met een afsluitend ‘Amen’.
Laat het waar en zeker zijn.
We wensen u veel luistergenoegen.