Toelichting bij cantate BWV 6
Bleib
bei uns, denn es will Abend werden
“En zij drongen sterk bij Hem aan en zeiden: Blijf bij ons, want het is
tegen de avond en de dag is reeds gedaald”.
Ds. Christian Weiß, predikant van de Nicolaikerk te Leipzig leest
deze woorden uit Lucas 24:29.
Het is 2 april 1725, 2e paasdag. Het is de evangelielezing voor deze
zondag, het verhaal van de Emmaüsgangers die, zonder het te
beseffen, met Jezus onderweg zijn.
De andere lezing voor deze dag is uit het boek Handelingen der
Apostelen, hoofdstuk 10: 34-43, over het getuigenis van Petrus
tegenover de hoofdman Cornelius.
Cantor Bach, sinds 2 jaar aan de kerken van Leipzig verbonden, heeft
het druk deze dagen. Gisteren, 1 april 1725, op 1e paasdag klonk het
Paasoratorium BWV 249 “Kommt, eilet und laufet”, waarin wordt verteld
van de vrouwen en de discipelen Petrus en Johannes bij het graf van de
opgestane Christus.
En vandaag klinkt er weer een cantate, “Bleib bei uns, denn es will
Abend werden”
De afgelopen week zijn van zijn paasmuziek veel partijen uitgeschreven
en daarna gerepeteerd.
De kerkgangers in de Nicolaikerk horen vandaag een openingskoor waarin
de woorden van de uitgangstekst zijn getoonzet, “Bleib bei uns denn es
will Abend werden und der Tag hat sich geneiget”. Strijkers, hobo’s en
een hobo da caccia ondersteunen het koor in een prachtige en
meeslepende zetting, die in sommige delen sterk doet denken aan het
slotkoor “Ruht wohl, ihr heiligen Gebeine” uit de Johannes Passion.
Halverwege dit openingsdeel verrast Bach de kerkgangers met een
wisseling van een driekwarts- naar een vierkwartsmaat. Het tempo
versnelt licht en de stemmen zetten na elkaar in. Er ontstaat een
koorfuga met vier thema’s. Om beurten zingen de verschillende stemmen
op één toonhoogte en op lange noten de woorden “Bleib bei
uns”. En om deze wens nog eens kracht bij te zetten laat Bach het koor
éénstemmig dezelfde woorden herhalen, voordat afgesloten
wordt met de zetting van het begin van dit deel.
In de aria die dan volgt speelt de hobo da caccia een belangrijke rol.
De klank van deze hobo is wat lager en het timbre wat voller dan dat
van een gewone hobo en kleurt daarom voortreffelijk bij de vocale
soliste, de alt.
Onvolprezen Zoon van God,
Merk op dat wij voor Uw troon een bede uitspreken:
Blijf Gij ons Licht bij het invallen van de duisternis.
Het invallen van de duisternis heeft Bach muzikaal uitgebeeld door de
alt op het woord “Finsternis” (duisternis) een dalende reeks van hele
toonsafstanden te laten zingen.
Wie de tekstdichter van deze cantate is geweest is
niet bekend. Er wordt wel gedacht aan iemand met de nodige theologische
kennis, vanwege de uitwerking van het thema “Licht en duisternis”.
Jezus wordt door de alt toegezongen met de bede “Bleib, ach bleibe
unser Licht” als tegenstelling tot de duisternis van de zondige wereld.
Zo ook in het koraal dat nu eens niet door het koor vierstemmig wordt
gezongen, maar alleen door de sopranen wordt uitgevoerd. Zij maken in
het koraal “Ach bleib bei uns, Herr Jesu Christ” diezelfde
tegenstelling tussen licht en duisternis duidelijk met de woorden
Ach blijf bij ons, Here Jezus Christus,
Want het is avond geworden.
Laat Uw goddelijk Woord,
dat heldere Licht,
Bij ons niet uitdoven.
Een bijzonder strijkinstrument heeft Bach voor de begeleiding van dit
koraal voorgeschreven: een kleine cello, de violoncello piccolo. Bach
laat de koraalmelodie virtuoos door dit instrument omspelen.
Tegenwoordig wordt dit meestal door de cello gespeeld.
In een recitatief zingt de bas van de duisternis die op vele plaatsen
het Licht heeft verdreven. En met de bassolist vraagt de gelovige zich
af hoe dat toch mogelijk is:
“Woher ist aber dieses kommen?”
En het antwoord wordt meteen gegeven: omdat een ieder, groot of klein,
niet rechtvaardig voor Gods aangezicht wandelde en zo zijn
christenplicht verzaakte.
De tekstdichter grijpt hierbij terug op vers 5 uit het boek
Openbaringen, hoofdstuk 2, waar staat:”...en ik zal uw kandelaar van
zijn plaats wegnemen”. De Duitse tekst zegt het nog iets sterker: ”Drum
hast du auch den Leuchter umgestoßen”. God haalt zo zelf het
licht weg.
Bach laat de tenor in de volgende aria hierop antwoorden. Begeleid door
de strijkers zingt hij de bede dat wij ons toch vooral naar Jezus
richten en de donkere weg van de zonde niet gaan.
“Laß das Licht deines Worts uns helle scheinen”
De notenfiguur die Bach daarbij zowel in de vioolpartij als in die van
de tenor voorschrijft en in de hele aria vaak laat terugkomen, is die
van een kruis, een duidelijke verwijzing naar de kruisdood van
Christus, die de voorwaarde is voor het eeuwige licht van Pasen.
Het koor besluit deze cantate met de tweede strofe van het lutherkoraal
“Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort”:
Bewijs uw macht,
Here Jezus Christus,
U bent de Heer van alle heren.
Bescherm uw arme christenen
Opdat zij U in eeuwigheid loven.
Wij wensen u veel luistergenoegen.